Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG8475

Datum uitspraak2008-12-30
Datum gepubliceerd2008-12-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801919-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en diefstal van stroom. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd met reclasseringstoezicht en met een proeftijd van twee jaren. Er is geen werkstraf opgelegd vanwege de medische situatie van verdachte. Daarnaast is er een vonnis in de ontnemingszaak (zie hiervoor uitspraak met LJN BG8477). Het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat wordt vastgesteld op € 15.000,00. De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is bepaald op nihil. Het is aannemelijk geworden dat de huidige en redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van veroordeelde niet toereikend zullen zijn om voormeld bedrag te voldoen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/801919-06 Uitspraak d.d.: 30 december 2008 tegenspraak/ dip / onip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats, 1953], wonende te [adres], thans verblijvende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2008. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2005 tot en met 12 april 2006 te Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1150 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; art 3 ahf/ond B Opiumwet art 3 ahf/ond C Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 23 februari 2005 tot en met 12 april 2006 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een pand gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (ongeveer 78.797 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking (van de zegel((s)) van de huisaansluitkast); art 310 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Ontvankelijkheid van de officier van justitie (eindnoot 1) 1. Namens de verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging van verdachte vanwege strijd met de goede procesorde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld, dat het binnentreden van de woning van verdachte onrechtmatig is geweest, nu er onvoldoende feiten of omstandigheden waren op grond waarvan kon worden aangenomen dat er een overtreding van de Opiumwet plaatsvond. 2. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het aanvullend proces verbaal van 27 november 2007 blijkt, dat op 24 februari 2006 een medewerker van de Nuon, de elektriciteitsmeter van de woning aan de [adres] te Zutphen onbruikbaar had gemaakt, vanwege een betalingsachterstand. De desbetreffende meter was onbruikbaar gemaakt door het wegnemen van de zekering van 35 ampère. Op 3 april 2006 is bij een afsluitcontrole van de meter door een medewerker van de Nuon geconstateerd dat de meterkast weer bruikbaar was gemaakt. In plaats van de 35 ampère zekering, die door de Nuon was weggenomen, was een zekering van 80 ampère teruggeplaatst. Gebleken is dat via de meterkast van voormelde woning in een periode van ongeveer een maand tien keer het normale jaarverbruik van een gezin is verbruikt. Hierop is de zaak naar de afdeling fraude van Nuon doorverwezen. (eindnoot 2) Vervolgens heeft de afdeling fraudebestrijding van de Nuon het geconstateerde hoge stroomverbruik en de onveilige situatie door een te zware zekering in de meterkast, bij de politie gemeld. Aan voorgaande gegevens kon naar het oordeel van de rechtbank een redelijk vermoeden worden ontleend dat in de woning van de verdachte een overtreding van de Opiumwet plaatsvond, op grond waarvan een machtiging tot binnentreden van de woning tegen de wil van de verdachte kon worden verleend. Het binnentreden van de woning was naar het oordeel van de rechtbank daarom rechtmatig. Het verweer wordt verworpen. De bewijsmotivering Standpunt van het openbaar ministerie 1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Zij baseert dit op de aangifte van de Nuon, het proces-verbaal van bevindingen, de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en de verklaring van mevrouw [getuige]. Standpunt van de verdachte, de verdediging 2. De raadsman heeft een beroep gedaan op de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Salduz tegen Turkije (EHRM 27 november 2008, nr. 336391/02). Verdachte heeft verklaringen afgelegd zonder dat hij vooraf een gesprek heeft gehad of kunnen hebben met een advocaat of dat hij in de gelegenheid is gesteld een advocaat in te schakelen of anderszins te raadplegen. Dit is volgens de raadsman in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, zodat de verklaringen van verdachte behoren te worden uitgesloten van het bewijs. 3. De raadsman heeft voorts aangevoerd, dat, bij toelating van de verklaringen van verdachte voor het bewijs, het onder het 1 en 2 ten laste gelegde vrijspraak oplevert, omdat geen sprake is van medeplegen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet heeft gezorgd voor opzetten en voor uitvoering van de hennepkwekerij, maar dat derden het initiatief hebben genomen tot het opzetten van een hennepkwekerij. Dit geldt eveneens voor de diefstal van elektriciteit, aldus de raadsman. Vaststaande feiten 4. De rechtbank stelt vast dat in de ochtend van 12 april 2006 de politie naar aanleiding van een melding van de Nuon de woning van verdachte aan de [adres] te Zutphen is binnengetreden. In de woning werd een hennepkwekerij aangetroffen. (eindnoot 3) Verdachte heeft bij de politie verklaard vanaf januari 2005 in totaal drie keer geoogst te hebben. De aangetroffen plantage was de vierde plantage. Zowel de eerste als de tweede oogst betrof 450 planten en de derde oogst betrof 250 planten.(eindnoot 4) Uit onderzoek van Nuon is gebleken dat de zegels van de huisaansluitkast waren verbroken en dat een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt die de hennepplantage van stroom voorzag. Op deze wijze is illegaal energie van Nuon afgenomen.(eindnoot 5) Verdachte heeft verklaard hiervan op de hoogte te zijn geweest en dat deze omleiding met zijn toestemming is gemaakt.(eindnoot 6) Overwegingen van de rechtbank 5. De rechtbank is van oordeel, dat het beroep op de voormelde uitspraak van het EHRM in onderhavige zaak niet kan leiden tot bewijsuitsluiting van de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaringen, al was het maar dat door of namens verdachte niet is teruggekomen op de bekentenis zoals in het ambtsedig proces-verbaal is vastgelegd. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde 6. Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een hennepkwekerij is begonnen om zijn gokschulden te kunnen betalen. Hij is in contact gekomen met derden die hem voorstelden een hennepkwekerij op te zetten, zodat hij zijn gokschulden zou kunnen aflossen. Verdachte heeft voor de hennepkwekerij het pand aan de [adres] te Zutphen gehuurd. Derden hebben de benodigde apparatuur, aansluiting en stekjes geregeld en de onkosten werden eveneens door hen betaald. Verdachte heeft verklaard dat hij de zorg had voor het onderhoud van de planten.(eindnoot 7) De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte kunnen worden aangemerkt als medeplegen, nu sprake is geweest van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking met de (onbekend gebleven) derden. De betrokkenheid van de verdachte heeft immers niet alleen bestaan uit het beschikbaar stellen van een woning, maar ook uit de zorg voor de hennepplanten. Ook heeft de verdachte gedeeld in de opbrengsten van de oogsten. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde 7. Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op de hoogte was van de omleiding in de meterkast en dat hij daartoe toestemming heeft verleend. Hij heeft de omleiding toegestaan om te voorkomen dat de Nuon bij de opname van de meterstanden zou kunnen zien dat er in het pand een hennepkwekerij was opgezet.(eindnoot 8) Gelet op deze omstandigheden wist verdachte dat er door anderen in zijn woning stroom werd afgetapt oftewel stroom werd afgenomen die niet betaald zou worden. Door onder deze omstandigheden daartegen geen maatregelen te nemen en het illegale stroomverbruik te laten plaatsvinden dan wel te laten voortduren, wordt het er voor gehouden dat de verdachte, aan wie de stroom door Nuon werd geleverd en die jegens Nuon aansprakelijk was voor de betaling daarvan, het oogmerk had dat er stroom zou worden afgenomen waarvoor die betaling niet zou plaatsvinden. Daardoor is er sprake van medeplegen van diefstal van die stroom, samen met degenen die de stroom feitelijk illegaal aan het stroomnetwerk hebben onttrokken. Dit alles is bezien tegen de achtergrond van de eveneens gezamenlijk opgezette hennepplantage, waar de illegale afgetapte energie aan ten goede kwam. Bewijsmiddelen 8. De rechtbank acht voor het bewijs voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden voorhanden: - de aangifte door Nuon (eindnoot 9) , - het proces-verbaal van bevindingen,(eindnoot 10) - het aanvullend proces-verbaal van 27 november 2007. - de bekennende verklaring van verdachte bij de politie (eindnoot 11) , - de verklaring van [getuige].(eindnoot 12 ) Bewezenverklaring 9. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij in de periode van 23 februari 2005 tot en met 12 april 2006 te Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in een pand aan de [adres], een hoeveelheid van in totaal ongeveer 1150 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II. 2. hij in de periode van 23 februari 2005 tot en met 12 april 2006 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een pand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie (ongeveer 78.797 kWh), toebehorende aan N.V. Continuon Netbeheer, waarbij verdachte en zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder hun bereik heeft gebracht door middel van verbreking van de zegels van de huisaansluitkast. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde 10. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde 11. Het bewezene levert op de misdrijven: Feit 1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Feit 2: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte 12. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel 13. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft gevorderd aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact te koppelen. 14. Namens verdachte is aangevoerd dat vanwege zijn medische situatie een werkstraf geen passende straf is. De raadsman heeft verklaard dat hij verdachte kort voor de terechtzitting bij verdachte thuis heeft gezien en gesproken om de behandeling van de strafzaak met hem te bespreken. Verdachte heeft problemen met zijn ledematen (waaronder het afsterven van tenen) en onlangs heeft hij een beeninfarct gehad, waardoor het risico op amputatie van het been groot is. Daarnaast heeft verdachte vele littekens op zijn lichaam vanwege ondergane operaties. Verdachte is bedlegerig en hij is zeker niet in staat een werkstraf uit te voeren, aldus de raadsman. 15. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. 16. Verdachte heeft vanwege gokschulden een hennepkwekerij opgericht en in werking gehad waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast. 17. De rechtbank rekent het de verdachte voorts aan dat hij ondanks zijn eerdere veroordeling voor een opiumwetdelict, opnieuw een soortgelijk delict pleegt. Uit zijn strafblad blijkt dat hij is veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden ter zake van een opiumwetdelict, hetgeen hem kennelijk niet heeft kunnen weerhouden thans opnieuw in de fout te gaan. Bovendien liep verdachte nog in een proeftijd. 18. De rechtbank weegt ten slotte het volgende mee. Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering van 25 augustus 2008 blijkt, dat verdachte in het contact met de rapporteur weinig motivatie en interesse laat zien om aan zijn financiën en huisvesting te werken. Hij weet van zichzelf dat hij dit moet doen, maar onderneemt geen actie. Betrokkene laat op deze manier geen vooruitgang zien. Volgens de RISc uitkomst is het risico in totaal: gemiddeld. De criminogene factoren zijn leefgebieden van betrokkene. De criminogene factoren die binnen RISc sterk en matig scoren zijn een indicatie voor aanwezigheid van problematiek. Betrokkene zal aan zijn problematiek op deze leefgebieden moeten gaan werken. De rapporteur adviseert een voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen in combinatie met een verplicht reclasseringscontact. In het verplicht contact kan onderstaand plan van aanpak worden uitgevoerd: - Betrokkene onder bewindvoering zetten, zodat hij geen verantwoordelijkheid meer heeft over zijn financiën. Hierdoor wordt de recidivekans minimaal geacht; betrokkene komt namelijk steeds door geldproblemen in aanraking met justitie. - Als de bewindvoering loopt, kan betrokkene een budgetteringcursus gaan volgen, om op deze manier leren om te gaan met zijn financiën. - Eigen huisvesting zoeken. 19. Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. In de medische omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie, in die zin dat geen werkstraf, maar een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf dan geëist zal worden opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de door de raadsman beschreven huidige medische omstandigheden van verdachte en de verklaring van de raadsman dat verdachte zeker niet in staat is een werkstraf uit te voeren. Hierin heeft de rechtbank aanleiding gezien geen werkstraf op te leggen. De rechtbank acht deze forse voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om hem langs die weg de mogelijkheid te bieden voor het opbouwen van een stabiele toekomst. Gelet op het voorgaande wordt het advies van de reclassering overgenomen. De rechtbank zal voorts de bijzondere voorwaarde stellen, dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van trainingen dan wel behandeling bij een door de reclassering aan te wijzen instelling. In beslag genomen voorwerpen 20. De officier van justitie heeft met betrekking tot het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld, te weten € 630,00, gevorderd dat een deel van het geld, te weten € 430,00 wordt verbeurdverklaard en dat de overige € 200,00 aan verdachte wordt teruggegeven. 21. Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven geld, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerp geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezen verklaarde is verkregen. 22. Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van na te melden geld aan de veroordeelde. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d , 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Ook als dit inhoudt dat veroordeelde cursussen moet volgen. Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld, te weten: € 430,00. Gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld aan veroordeelde, te weten: € 200,00. Aldus gewezen door mrs. Roessingh-Bakels, voorzitter, Van de Wetering en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 december 2008. Eindnoten (1) Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van de in wettelijk opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL06-256498, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek/Team Zutphen, gesloten en ondertekend op 12 juni 2006. (2) Aanvullend proces-verbaal van 27 november 2007, p. 1. (3) Proces-verbaal van bevindingen, p. 21 en 22. (4) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 59. (5) Proces-verbaal van aangifte door Nuon, p. 50 en 51. (6) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 58 en 59. (7) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 58. (8) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 58 en 59. (9) Proces-verbaal van aangifte door N.V. Continuon Netbeheer, p. 50-52. (10) Proces-verbaal van bevindingen, p. 21-22. (11) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 58 en 59. (12) Proces-verbaal van verhoor van [getuige], p. 63-65.